Isaac Newton.
In de periode van 1665 tot 1667 begon hij theorieën te bedenken over de zwaartekracht. Toen hij op een dag onder een appelboom zat en een appel op zijn hoofd viel begon hij te bedenken waarom dit gebeurde. Hij dacht dat er een kracht moest zijn die zorgde dat de appel naar de aarde toe viel. Hij dacht ook dat die zelfde kracht ervoor zorgde dat planeten in hun baan blijven. Ook ontdekte hij dat de grootte van die kracht af hangt van de massa. Hoe groter de massa hoe groter de kracht. Dit alles had hij ontdekt voordat hij afstudeerde. In 1668 ontwierp hij de spiegeltelescoop. In zo’n telescoop zit achter in de telescoopbuis een spiegel. Dat spiegeltje kaatst het licht terug naar een schuin spiegeltje en dat spiegeltje kaatste het licht naar de oculair. Een oculair is het dopje waar je door heen kijkt. Newton dacht dat je met een spiegeltelescoop een scherper beeld kreeg dan met een lenzentelescoop. 1670 gekozen als hoofdprofessor wiskunde op het Cambridge college. In 1672 werd hij lid van Royal Society. De Royal Society is een club van wetenschappers in Groot-Brittannië. Van 1684 tot 1686 schreef hij een boek over zijn theorieën van hem. Het boek heette: Philosophiae Naturalis Theorieën. In 1703 stierf de voorzitter van de Royal Society. Daarom werd hij de voorzitter. Hij stierf op 20 maart 1727.